IDENTITEIT
tien keer zoveel gaan verdienen, maar voor velen is werken nog altijd geen favoriete bezigheid.
Dat is vooral op te maken uit de hevige politieke discussie die is gevoerd over de noodzaak om langer door
te werken teneinde de kosten van de vergrijzing ook in de toekomst te kunnen blijven dekken. Verhoging
van de pensioengerechtigde leeftijd is al meer dan vijftien jaar een van de gevoeligste kwesties in de
Nederlandse politiek. Het [email] stelde in I994, nog voor de Aow-uitkering te bevriezen, hetgeen de partij
op een historische verkiezingsnederlaag kwam te staan. Sindsdien is tornen aan de Algemene
Ouderdomswet lange tijd uit den boze gebleven.
Alleen D66 toont zich al langer voorstander van een verhoging van de pensioenleeftijd van 6) naar 67 jaar.
De vvv sprak zich pas begin zoog voorzichtig uit voor een meer flexibele wow: mensen die op hun
vijfenzestigste nog geen veertig jaar werkzaam zijn, zouden pas later recht moeten krijgen op hun
pensioen, aldus de liberalen. Maar het kabinet-Balkenende noemde alle discussie over dit onderwerp
destijds nog 'verspilde moeite'. Pas toen de economische crisis ernstiger bleek dan was gedacht, zwakte
het taboe op langer doorwerken langzaam maar zeker af. Uiteindelijk werd besloten de Aow-leeftijd
stapsgewijs te verhogen — een besluit dat in en buiten de Tweede Kamer met hevige protesten werd
ontvangen.
Werk neemt, zowel in de politiek als in de samenleving, dus een zeer dubbelzinnige positie in. Aan de
ene kant wordt het gezien als een van de meest wezenlijke
aspecten van ons leven: het bepaalt onze maatschappelijke
positie, draagt bij aan de sociale cohesie
en vormt grotendeels onze identiteit. Ook in andere
sociale kwesties, zoals integratie of criminaliteit,
wordt het belang van werk benadrukt. Aan de andere
kant blijft de aristotelische kijk ‘op werk sluimerend
aanwezig. Veel mensen vatten werk op als een ‘nood-
. zakelijk kwaad’ —- een verplichte dagelijkse routine om
geld in het laatje en brood op de plank te krijgen. We
hebben liever vrij dan dat we naar ons werk gaan.
De term ‘vrij’ verraadt ook precies de negatieve betekenis
van werk: we beschouwen het als de antithese
Van vrijheid —— een visie die we in Nederland ook te
danken hebben aan het protestantisme, dat werk weliswaar
loofde als iets nobels, maar vooral ook voorstelde
als een plicht. s P-leider Agnes Kant gaf blijk van een
soortgelijke opvatting toen zij tijdens de Algemene Beschouwingen
van 2009 stelde dat verhoging van de c
Aow-leeftijd wat haar betreft onbespreekbaar was, omdat
mensen op hun vijfenzestígste het recht hadden
‘om van het leven te genieten’ —— alsof dat tijdens het
werkende leven niet kan.
In de populaire cultuur zie je die houding terug.
Meestal worden de negatieve kanten van werken benadrukt.
Populaire tv—pr0gramma’s als Debiteuren Crediteuren
en het Britse The Ofiíce schilderen het leven op
kantoor af als saai, inspiratíeloos en repetitief. Deels is
dat natuurlijk om een komisch effect te sorteren, maar
aan de andere kant is het ook een kwestie van herkenning
oproepen: voor velen is het Werk een routinekwestie
waar ze graag aan zouden ontsnappen. De
countryhit 9 to 5 van Dolly Parton vat dat gevoel treffend
samen: Werking 9 to 5 / What a way to make a
living / Working 9 to 5 / It’s all taking and no giving.
In de populairste Amerikaanse sitcoms speelt Werken
nauwelijks een rol. In Seinfeld zijn twee van de
vier hoofdpersonen (George en Kramer) werkloos. De
een kan nooit een baan vinden en de ander zoekt er
niet eens naar. In Friends werken de zes vrienden wel,
maar de luxe appartementen die zij in hartje New York
bewonen, wekken de indruk dat ze grotere carrièrejagers
zijn dan ze in de serie spelen. ]oey is een acteur
met weinig succes op zijn cv, Phoebe is een soort nomadische
masseuse die nog nooit een vaste baan heeft
gehad. Chandler heeft wel een vaste aanstelling op een
kantoor, maar daarvan is slechts bekend dat hij er een
hekel aan heeft. En Rachel schopt het Weliswaar van
serveerster tot inkoper bij een groot modehuis, maar
ook zij ontleent haar identiteit niet echt aan haar werk.
Eigenlijk vereenzelvigen alleen Ross (paleontoloog) en
Monica (chef—kok) zich enigszins met het beroep dat
ze uitoefenen. De zes vrienden brengen hun tijd liever
door in hun favoriete koffietent - het werk dat ze doen
p is volstrekt secundair.
De onderbelichte relatie tussen werk en identiteit
hangt overigens niet alleen samen met de dominante
filosofische kijk op werken zelf, maar ook met wat filo
sofen eeuwenlang beschouwden als de functie van de
filosofie en het soort mensbeeld dat daaruit voort—
kwam. Sinds Plato (428-347 V. C.) is de westerse filosofie
altijd sterk georiënteerd geweest op het metafysische.
Ware filosofie, zo was de gedachte, moest zich
bezighouden met eeuwige, transcendente en onweerlegbare
waarheden — niet met toevallige, tijdsgebon—
den observaties. Ideeën over wat het betekent om te
bestaan, te ‘zijn’ (of nog preciezer: mens te zijn) kregen
hierdoor ook een sterk metafysísch karakter.
Zo werd lange tijd gedacht dat het unieke van menszijn
lag in het feit dat de mens geschapen was naar het
evenbeeld van God. Plato lokaliseerde op zijn beurt de
essentie van de mens in zijn unieke vermogen om te
komen tot ware (transcendente) kennis. Ook Descartes
had een soortgelijk uitgangspunt (‘ik denk‚ dus ik
ben’). En door de Verlichting kwam de gedachte naar
voren dat de mens in essentie een ‘moreel wezen’ was;
zijn unique selling point was het vermogen om goed en
kwaad te onderscheiden. Met andere woorden, de
menselijke identiteit werd meestal gedefinieerd in termen
van ‘eeuwige’ eigenschappen, die niet van het
toevallige en aardse afhankelijk waren. Of, zoals de
Amerikaanse filosoof Richard Rorty ooit stelde: ‘Het
zijn is eeuwenlang opgevat als iets wat niets te maken
had met tijd.’
Deze opvatting veranderde pas radicaal met de opkomst
van het existentialisme in de negentiende en
twintigste eeuw. Grote invloed had met name het boek
Sein und Zeít (Zijn en tijd) Van de Duitse filosoof Martin
I-Ieidegger. De titel Vat de ommekeer in het denken
eigenlijk perfect samen: wat het betekende om te bestaan,
moest niet langer worden gezocht in tijdloze
fundamenten (God, het Goede, het Ware, de Rede),
maar in tijdsgebonden interpretaties Van het bestaan
zelf. Oftewel, het zijn werd Voortaan opgevat als zijn in
de tij d.
Het belangrijkste uitgangspunt hierbij was de afwijzing
van het platoonse idee Van een ‘transcendente’
waarheid. De existentialisten stelden, in navolging van
hun inspirators Seren Kierkegaard (1813-18 5 5) en Friedrich
Nietzsche, dat het bestaan geen hoger doel diende,
dat door de mens kon worden ‘ontdekt’ (zoals
Nietzsche zei: ‘God is dood’); nee, het bestaan had enkel
doelen die de mens er zelf aan toekende. Volgens
klassieke filosofen zou dit het bestaan zinloos maken,
maar existentialisten stelden dat juist in het ontbreken
van een hoger doel de menselijke Vrijheid schuilt: de
mens kan zijn eigen waarheden en levensinvulling bepalen.
Hij heeft geen ‘essentie’ waaraan hij moet Voldoen,
slechts een ‘existentie’ die hij moet vervullen.
Dit betekende een grote Verandering in de betekenis
van identiteit. De mens werd niet langer begrepen in
termen Van tijdloze eigenschappen (wat hij is), maar in
termen van tijds- en plaatsgebonden praxis (wat hij
doet). Identiteit was dus niet langer statisch, maar vloeibaar:
afhankelijk van de activiteiten die een mens ontplooit.
De existentialist Iean-Paul Sartre (1905-1980)
vatte dit idee nog het treffendst samen, toen hij zei:
‘Zijn is handelen’. — een gedachte die grote gelijkenis
vertoont met Heideggers stelling dat de mens ‘zijn projecten
is’.
In dit basisidee van het existentialisme (‘de mens is
zijn eigen schepping’) ligt de kiem van de opvatting
dat je bent wat je doet, of hedendaagser geformuleerd:
ik werk, dus ik ben. Ie zou zelfs kunnen stellen dat het
aan deze existentialistische wending te danken is dat
er tegenwoordig — vooral de zogenoemde young professionals
— groot belang wordt gehecht aan zelfontplooiing
en groeimogelijkheden binnen het werk. Wie is
wat hij doet, beschouwt stilstand in zijn carrière immers
automatisch als stilstand in zijn persoonlijke
ontwikkeling — een gedachte die vóór de twintigste
eeuw nagenoeg onbestaand was, al was het maar omdat
de notie ‘persoonlijke ontwikkeling’ nog nauwelijks
bestond.
Verder doorgeredeneerd kan het existentialisme
ook verantwoordelijk worden gesteld voor de moeite
die men tegenwoordig heeft met degenen die bewust
werkloos zijn —— of in ieder geval weinig moeite doen
om een baan te vinden: zij ‘zijn’ als het ware niemand
en tellen in de maatschappij niet mee. Dat hun een lethargische
houding wordt verweten, is niet verwonderlijk:
door het existentialisme veranderde ‘wie je
bent’ immers van een toestand waar je niets aan kunt
doen in een proces waar je persoonlijke verantwoordelijkheid
voor draagt. De vorming van een identiteit
Werd een taak waarvan men verwachtte dat deze actief
werd volbracht. Gold vroeger misschien nog het verweer
dat iemand die voor een dubbeltje geboren is
nooit een kwartje kan worden, nu wordt werkloosheid
of gebrek aan maatschappelijk succes eerder als een
tekortkoming of als persoonlijk falen gezien.
Deze negatieve kijk op werken is dan ook langzaam
maar zeker aan het kenteren. Steeds meer mensen worden
tegenwoordig zelfstandig ondernemer (zzp’er) of
werken in een creatief beroep dat nauwelijks een saai,
herhalend karakter heeft, maar juist grote Vrijheid en
ontplooiingsmogelijkheden biedt. Steeds meer mensen
zien werken minder als een last dan als een lust.
Niet voor niets geldt voor een toenemend aantal jonge
mensen tegenwoordig vooral als criterium dat je het
‘leuk moet vinden’ wat je doet, meer dan de vraag hoeveel
geld je ermee verdient of hoeveel status je ermee
verwerft. D66-leider Alexander Pechtold verweet Ag—
nes Kant tijdens de politieke beschouwingen om die
reden ook een ‘achterhaalde’ kijk op werk, die terugvoert
naar de tijd dat de arbeider nog uitsluitend aan
een lopende band stond.
Deze tendens maakt het, ironisch genoeg, wel weer
moeilijker om een duidelijke identiteit te ontlenen aan
het werk. Zzp’ers‚ freelancers en jobhoppers vereenzelvigen
zich, door het tijdelijke karakter van hun Werkrelaties
en de nadruk op het plezier dat ze eraan willen
beleven, moeilijker met hun baan dan vakmensen die
bewust gekozen hebben voor een langdurig arbeidsle—
ven als, zeg, schoenmaker of boer. Moderne werkne—
mers zijn vrij, ongebonden en creatief en hebben daardoor
talloze verschillende identiteiten ‘aan de kapstok
hangen’, zoals dat heet.
Aan de namen die hedendaagse beroepen dragen, is
dit terug te zien: namen als ‘creative director’ of ‘resource
manager’ zijn weinig specifiek — en dus, zou je
kunnen stellen, minder geschikt om een identiteit aan
te ontlenen. Ze omschrijven niet wat iemand precies
doet, en dus ook niet wie iemand is. Dat veel jonge
mensen zoekende zijn en zich afvragen wie ze zijn,
hoeft dus geen verwondering te wekken: de vanzelfsprekende
beroepskeuze, zoals iemand vroeger boer
of dokter werd omdat zijn vader dat was, is verdwenen.
Dat is deels opgelegd (werkgevers eisen flexibiliteit
väan werknemers), maar deels ook vrijwillig: veel
jongeren willen niet‘ langer dan een paar jaar werken
voor dezelfde baas, waardoor de zoektocht naar een eigen
identiteit gecompliceerder wordt.
Voor deze zoekende mens kan het existentialisme
overigens ook uitkomst bieden. Want de filosofie van
Heidegger en Sartre bevatte niet alleen een radicaal
andere kijk op identiteit, maar ook een wijze les in het
geval van keuzestress —— een probleem dat met name
voorkomt onder scholieren die niet weten wat ze willen
studeren, pas afgestudeerden die nog geen carrière
voor ogen hebben en dertigers die twijfelen of ze
wel de juiste loopbaan hebben gekozen. Zij zoeken
doorlopend naar antwoorden op vragen als ‘wat moet
Werd een taak waarvan men verwachtte dat deze actief
werd volbracht. Gold vroeger misschien nog het verweer
dat iemand die voor een dubbeltje geboren is
nooit een kwartje kan worden, nu wordt werkloosheid
of gebrek aan maatschappelijk succes eerder als een
tekortkoming of als persoonlijk falen gezien.
Deze negatieve kijk op werken is dan ook langzaam
maar zeker aan het kenteren. Steeds meer mensen worden
tegenwoordig zelfstandig ondernemer (zzp’er) of
werken in een creatief beroep dat nauwelijks een saai,
herhalend karakter heeft, maar juist grote Vrijheid en
ontplooiingsmogelijkheden biedt. Steeds meer mensen
zien werken minder als een last dan als een lust.
Niet voor niets geldt voor een toenemend aantal jonge
mensen tegenwoordig vooral als criterium dat je het
‘leuk moet vinden’ wat je doet, meer dan de vraag hoeveel
geld je ermee verdient of hoeveel status je ermee
verwerft. D66-leider Alexander Pechtold verweet Ag—
nes Kant tijdens de politieke beschouwingen om die
reden ook een ‘achterhaalde’ kijk op werk, die terugvoert
naar de tijd dat de arbeider nog uitsluitend aan
een lopende band stond.
Deze tendens maakt het, ironisch genoeg, wel weer
moeilijker om een duidelijke identiteit te ontlenen aan
het werk. Zzp’ers‚ freelancers en jobhoppers vereenzelvigen
zich, door het tijdelijke karakter van hun Werkrelaties
en de nadruk op het plezier dat ze eraan willen
beleven, moeilijker met hun baan dan vakmensen die
bewust gekozen hebben voor een langdurig arbeidsle—
ik met mijn leven doen?’ of ‘wat wil ik eigenlijk echt?’
—— Vragen die uiteindelijk allemaal neerkomen op de
onderliggende kwestie: wie ben ik eigenlijk? Blijft een
antwoord daarop uit, dan veranderen alle keuzes als
Vanzelf in dilemma’s: is dit wel het juiste om te doen?
Wil ik dit zélf?
Wat het existentialisme leert, is dat dit patroon Van
twijfelen alleen kan worden doorbroken door daadwerkelijk
iets te doen. Wie je bent, en dus wat je wilt, is
immers wat je doet, stellen zij. Daarom is keuzestress
Vaak een Vicieuze cirkel: wanneer je twijfelt aan wat je
wilt, daardoor geen keuzes durft te maken en dus le—
thargisch wordt, zul je nooit weten wat je wilt. Het antwoord
op die vraag kan immers, om met de existentialisten
te spreken, niet worden ontdekt: dat maak je. De
wijze les is dan ook deze: ga nooit in je eentje op de hei
zitten mediteren om jezelf te vinden. Daar Een je namelijk
niet.
termen van tijds- en plaatsgebonden pra
doet). Identiteit was dus ni
afhankelijk van de activiteit
De existentialist Iean-Paul Sartre (1905-1980)
SENSITIVE INFORMATION
termen van tijds- en plaatsgebonden pra
doet). Identiteit was dus ni
afhankelijk van de activiteit
De existentialist Iean-Paul Sartre (1905-1980)
Tr/28-okt-2012
Paper -3045 - encryption file
sensitive information. Military files
Classified